Weer een mooi voorbeeld over hoe secuur bestuurders en aandeelhouders om moeten gaan met besluiten en besluitvorming.
In het kort kwam het erop neer dat een statutair bestuurder “X” –via een managementovereenkomst met zijn BV– BV “Y” vertegenwoordigde. Op 22 november 2017 wordt X ‘voorzover nodig’ op staande voet ontslagen én is de managementovereenkomst met zijn BV (rechtsgeldig) komen te eindigen. X voert echter verweer tegen zijn (persoonlijke) ontslag op staande voet en stelt per juli 2017 een arbeidsovereenkomst te hebben gesloten met Y en vordert loon. Déze arbeidsovereenkomst is echter 2x getekend door X; éénmaal als ‘werknemer’ en éénmaal als bestuurder van Y.
Artikel 2:245 BW bepaalt (zolang daar in de statuten niet vanaf wordt geweken) dat de beloning van bestuurders door de algemene vergadering wordt vastgesteld. X had wel met diverse aandeelhouders hierover gesproken én mogelijk was er overeenstemming, maar er was géén rechtsgeldig (schriftelijk) besluit genomen (niet in een vergadering, ook niet op andere wijze – ex artikel 2:238 BW).
Nu zo’n besluit ontbreekt is de conclusie dat X zelf zijn salaris en overige arbeidsvoorwaarden heeft vastgesteld. Kortom, een besluit van X (als statutair bestuurder) om de arbeidsovereenkomst met zichzelf te sluiten en daarbij zelf zijn arbeidsvoorwaarden vast te stellen: Dit besluit is (ex artikel 2:14 BW) in strijd met de statuten en de wet en daarom nietig.
Nu de arbeidsovereenkomst nietig is kan X er (dus) ook geen beroep op doen. De vordering van X wordt afgewezen. Hád X een schriftelijk besluit van de algemene vergadering kunnen overleggen, dan had deze kwestie anders kunnen aflopen.
Uitspraak via Rechtspraak.nl