Ondernemingsrecht: Het verschil tussen ontzetting en opzegging van het lidmaatschap van een vereniging

Wil het bestuur het lidmaatschap van een lid beëindiging, dan kan men kiezen tussen ontzetting of opzegging. Het verschil: Ontzetting (of royement) is een ‘strafmaatregel’, terwijl opzegging een ‘beleidsmaatregel’ is. Het effect is hetzelfde (het lidmaatschap eindigt) echter de eisen die aan ontzetting worden gesteld zijn zwaarder dan aan een opzegging.

Recent mocht de rechtbank een geschil tussen twee leden en ‘hun’ vereniging beslechten, nu niet duidelijk was of het bestuur beoogt had de leden te ontzetten of het lidmaatschap op te zeggen. Uitgangspunt van de wet (artikel 2:35 BW) is dat de statuten en reglementen nadere afspraken (kunnen) bevatten, onder meer wat de gronden voor de beëindiging zijn en welk orgaan (hoe) tot dit oordeel kan komen. Staat de opzegging daar -bijvoorbeeld- niet in geregeld, dan geldt desondanks de wet. Zo ook hier; de rechtbank oordeelt dat het bestuur in redelijkheid tot de opzegging heeft kunnen besluiten (link: https://tinyurl.com/y7bkjlct).

Ontzetting

Uitgangspunt in de wet is dat het bestuur besluit over de ontzetting van een lid, terwijl de statuten deze bevoegdheid vaak bij de ledenvergadering legt. Wil een ontzetting rechtsgeldig plaatsvinden, dan moet gesteld kunnen worden dat een lid in strijd heeft gehandeld met de statuten, reglementen of bestuursbesluiten van de vereniging. Deze strafmaatregel vormt een uiterst middel en gunt (doorgaans) het lid een beroepsmogelijkheid bij de ledenvergadering.

Opzegging

Opzegging is een mildere maatregel en wordt door de rechter ook slechts marginaal getoetst. Als uitgangspunt geldt immers dat de vereniging de vrijheid heeft een lidmaatschap op te zeggen, tenzij “de vereniging in de gegeven omstandigheden, jegens het betrokken lid in redelijkheid niet tot zo’n maatregel had kunnen komen.”

In alle situaties speelt artikel 2:8 BW een rol, het (algemene) ondernemingsrechtelijk uitgangspunt dat de vereniging en de leden verplicht zijn zich tegenover elkaar te gedragen naar wat door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze gedragsregel geldt ook voor leden onderling. Dit brengt onder meer mee dat -bijvoorbeeld- bij een voornemen tot ontzetting, het betrokken lid (in beginsel) de mogelijkheid moet krijgen gehoord te worden over de vermeende feiten.

Advies

Als vereniging: bestudeer de statuten en reglementen, neem de formaliteiten in acht, pas -waar mogelijk- hoor en wederhoor toe en overweeg of ontzetting noodzakelijk is danwel combineer dit met een opzegging.

Als lid: controleer of de vereniging aan al deze formaliteiten heeft voldaan en houd (bij ontzetting) de beroepstermijn van (doorgaans) 1 maand in acht.